Keywords: Astrology, pyrrhonism, scepticism, philosophy

============ Artikel ============

Verschenen in Skepter 10(1) (1997) pp. 33-36

Bart Koene

Vragen voor de Chaldeeërs

De astrologie-kritiek van Sextus Empiricus

De Griekse arts-filosoof Sextus Empiricus bekritiseert in zijn boek Tegen de Astrologen de basisconcepten en pretenties van de astrologie in zijn tijd. Een groot deel van zijn kritiek doet echter verrassend modern aan.

Een van de meest invloedrijke Griekse filosofen is de arts Sextus Empiricus, die leefde en werkte in de tweede en derde eeuw na Christus. Slechts weinig is over hem bekend. We weten niet eens waar hij leefde of werkte. Zijn geschriften werden in de 16de eeuw herontdekt, en beïnvloedden filosofen als Montaigne, Gassendi, Bayle, Descartes, Berkeley en Hume.

Sextus Empiricus wordt gerekend tot de sceptische filosofen. Het woord 'scepticisme' wordt tegenwoordig vaak gebruikt in samenvoegingen als 'ethisch scepticisme', 'religieus scepticisme', 'scepticisme over het zogenaamde paranormale' of een ander deelgebied van het menselijk handelen of denken, maar Sextus' scepticisme beslaat alle gebieden waarover men maar beweert kennis te hebben. Dit scepticisme staat bekend onder de naam pyrronisme, naar de eerst bekende scepticus Pyrrho van Elis (ca. 365 - 270 v.C.). Volgens een verklaring van Pyrrho's leerling Timon van Phlius (ca. 320 - 230 v.C.) is het doel (telos) van het pyrronisme de ataraxia: gemoedsrust of onverstoorbaarheid. Van Pyrrho zijn geen geschriften overgeleverd, misschien als gevolg van zijn filosofie. Gelukkig zijn de werken van Sextus Empiricus wél bewaard gebleven.

'Vesting van bijgeloof'

Sextus' definitie van scepticisme (uit zijn Hoofdlijnen van het pyrronisme) is vermeldenswaardig:
'Het scepticisme is de kunde om zowel verschijnselen als denkbare zaken, op welke wijze dan ook, tegenover elkaar te plaatsen, waardoor we vanwege de gelijkwaardigheid van de tegenovergestelde zaken en argumenten eerst tot opschorting van oordeel [epoche] komen en vervolgens tot onverstoorbaarheid [ataraxia].'

Sextus licht het begrip 'gelijkwaardigheid' (isostheneia) als volgt toe: 'Met gelijkwaardigheid bedoelen we gelijkheid in geloofwaardigheid en ongeloofwaardigheid, zodat geen van de tegenstrijdige argumenten in geloofwaardigheid boven de ander uitsteekt.' Het is opvallend dat het woord 'twijfel' niet in de definitie voorkomt. Sterker, die term komt helemaal niet voor in de Hoofdlijnen, Sextus' filosofische hoofdwerk.

Het pyrronisme is een praktische filosofie. Pyrronisten willen een normaal en rustig leven leiden, zonder metafysisch dogmatisme of fanatisme. De enige soort bewering die de pyrronistische filosofie toelaat is: 'Het lijkt me nu dat P'. Om een klassiek voorbeeld te noemen, een pyrronist zegt niet 'honing is zoet' maar dat honing hem zoet lijkt is iets waar hij het gewoonlijk mee eens zal zijn. Verboden in deze filosofie is diabebaiousthai, het 'langdurig en ondanks bezwaren krachtig staande houden'.

In Tegen de Astrologen - het vijfde deel van zijn Tegen de Geleerden - onderzoekt Sextus de astrologie of 'wiskunde'. Deze wordt natuurlijk onderscheiden van de astronomie en van de volledige wiskunde, dat wil zeggen rekenkunde en meetkunde (met dat soort wiskundigen maakt hij elders korte metten) en uit zijn korte betoog (de Nederlandse vertaling telt 15 pagina's) wordt al snel duidelijk dat Sextus daar geen hoge dunk van heeft:
'het gaat nu om een betoog tegen het trekken van horoscopen, welke kunst de Chaldeeën [1] met prachtige namen opsieren door zich als wiskundigen en sterrenkenners [astrologen] te afficheren, waarmee ze zich enerzijds tegen de gewone levenservaring in vele opzichten schaamteloos opstellen en anderzijds tegen ons een grote vesting van bijgeloof optrekken en ons niets laten uitvoeren volgens het gezonde verstand. Dat zullen we inzien als we eerst in het kort vanaf het begin de dingen besproken hebben die tot hun beschouwingswijze leiden.' (M V:2-3)

Lichaam en dierenriem

Sextus vat de astrologie van zijn tijd samen - natuurlijk concentreert hij zich daarbij op de punten die nodig zijn voor zijn argumenten tegen astrologie - en zijn beschrijving lijkt nauwkeurig genoeg om een goede indruk te geven van de astrologische praktijk rond het jaar 200.
Volgens Sextus is de vooronderstelling van de astrologie dat 'de dingen op aarde meetrillen met en dus onder invloed staan van die aan de hemel en dat de dingen hier beneden telkens weer nieuwe vormen aannemen door de uitstroomsels van die daarboven.' (M V:4) Dit is wellicht een potentiële mening van een moderne astroloog, maar de meerderheid van de hedendaagse astrologen denkt er anders over. Vanwege die vooronderstelling beweren de astrologen 'dat de zeven planeten [2] de functie hebben van handelende oorzaken bij al wat in het leven voorvalt en dat de tekens van de dierenriem daar hun medewerking bij verlenen.' (M V:5)

Net als hun huidige vakgenoten verdelen Sextus' astrologen de dierenriem in twaalf tekens, elk teken in 30 graden en elke graad in 60 lepta ('minuten'). De tekens zijn mannelijk of vrouwelijk, sommige in het bezit van twee lichamen (Maagd en Vissen), andere niet; sommige zijn 'wendend' (Ram, Weegschaal, Steenbok en Kreeft) en andere 'vast' (Stier, Schorpioen, Leeuw en Waterman). Sommige astrologen verdelen elk teken, net als de dierenriem, weer in twaalf delen ('[H]et eerste twaalfde deel van de Ram noemen ze bijvoorbeeld Ram en mannelijk, het tweede Stier en vrouwelijk, het derde Tweelingen...'; M V: 8). Onveranderd over achttien eeuwen is het belang van de ascendant, MC, descendant en IC voor de horoscoop: 'Toch zijn er van al die tekens volgens hen vier die bij elke geboorte de belangrijkste rol spelen bij het beïnvloeden van de verdere gebeurtenissen; daar baseren ze hun voorspellingen ook voornamelijk op en ze geven ze de algemene naam middelpunten, maar meer specifiek aan het ene de naam ascendant, aan het tweede midhemel [MC], aan het derde descendant en aan het vierde onderaards en tegenmidhemel [IC], die zelf ook midhemel is.' (M V:12)

Sextus schetst ook de astrologische betekenis van de verschillende huizen. Ze hebben namen als kwade genius, geluk, god, godin, niet-werkend teken, begin van dood en straf. Hij vermeldt ook de melothesia (zonder dit woord overigens te gebruiken), dat wil zeggen de astrologische theorie die delen van het menselijk lichaam verbindt met planeten en tekens:
'Er waren ook Chaldeeën die elk deel van het menselijk lichaam een speciale affiniteit met elk teken van de dierenriem toeschreven; de Ram noemen ze het hoofd, de Stier de hals, de Tweelingen de schouders, de Kreeft de borst, de Leeuw de zijden, de Maagd het achterwerk, de Weegschaal de flanken, de Schorpioen de schaamstreek en de baarmoeder, de Boogschutter de dijen, de Steenbok de knieën, de Waterman de schenen en de Vissen de voeten.' (M V:21)

Zon en maan zijn de meest belangrijke van de zeven planeten die toen bekend waren. De andere vijf planeten doen goed (Jupiter en Venus), kwaad (Mars en Saturnus) of zowel goed als kwaad (Mercurius). De invloed van een planeet is groter wanneer ze zich in hun eigen huizen of hoogtepunten bevinden, wanneer ze door bepaalde andere bewaakt worden, wanneer ze in een bepaald aspect tot elkaar staan en met elkaar een bepaalde constellatie vormen Ûf wanneer ze bij de ascendant, MC, descendant of IC staan. Hierna somt Sextus de huizen op die bij de planeten horen -'de Leeuw is het huis van de zon, de Kreeft dat van de Maan,' enzovoorts - bespreekt de betekenis van 'hoogtepunten' tegenover 'laagtepunten'.

Het meeste van het bovenstaande zal hedendaagse astrologen bekend in de oren klinken. Men heeft tegenwoordig de neiging om het zonneteken als belangrijker te beschouwen, maar achttien eeuwen geleden stond de ascendant centraal. De basisconcepten hebben de tand des tijds echter duidelijk doorstaan.

Slag op de gong

Sextus begint zijn kritiek met een drietal argumenten die in zijn tijd vrij bekend waren. Allereerst noemt hij het botte argument dat aardse zaken gewoon niet met hemelse corresponderen. Dan noemt hij een argument met betrekking tot de lotsbestemming, 'Want als niet alle dingen volgens het lot plaatsvinden, bestaat de astrologie die dat verkondigt niet.' (M V:45). Het derde argument stelt dat er drie mogelijke oorzaken voor gebeurtenissen zijn: ze vinden noodzakelijkerwijs, toevallig of door ons eigen ingrijpen plaats. Toevallige gebeurtenissen zijn onmogelijk te voorspellen juist omdat ze wisselvallig zijn, en ook voor dingen die wij zelf bewerkstelligen en geen 'van oudsher vaststaande oorzaak' hebben kan niemand een voorspelling doen. En wat betreft de noodzakelijke:
'Als ze dat bij de noodzakelijke willen doen, zijn ze waardeloos voor het gewone leven. Wat noodzakelijkerwijs plaatsvindt, kan men immers niet afwenden, maar of we het willen of niet, dat moet gebeuren. Hun voorspelling zou dan nuttig zijn, als ze erop gericht zou zijn die gebeurtenis af te wenden.' (M V:47)

Sextus noemt deze algemene argumenten 'lange-afstandsschoten', maar zelf zal hij 'hen van dichtbij aanvallen.' (M V:49). Zijn eerste argument kan worden samengevat in de vorm van een vraag: 'Waarom wordt de geboortetijd gebruikt en niet de tijd van de 'uitstoting van het zaad of de bevruchting?' In verband met de laatste wordt een aantal problemen opgesomd - waarbij Sextus zijn medische kennis gebruikt - maar ook de geboortetijd vormt een probleem. Wanneer wordt iemand precies geboren?
'Als de baby zijn hoofd naar buiten begint te steken, de koude lucht in? Of wanneer hij geheel naar buiten is gekomen? Of wanneer hij op de aarde gelegd is?' (M V:65)

's Nachts noteerde een Chaldeeër, die op een hoge rotspiek naar de sterren keek, het rijzende teken zodra hij van de geboorte werd verwittigd door middel van het geluid van een gong. Gedurende de dag bestudeerde men zonnewijzers en de bewegingen van de zon. Sextus voorzag echter allerlei problemen:
'even aannemend dat dat tijdstip wel is waar te nemen, dan is het nog niet mogelijk dat op het precieze tijdstip door te geven. Het geluid van de gong heeft immers nogal wat tijd nodig om op de rotspiek [waar de waarnemer zit] aan te komen.' (M V:69)

Bepaling van de horoscoop van kinderen die op de dag waren geboren was op zich al een groot probleem, maar 's nachts werd een correcte waarneming van de hemellichamen gemakkelijk gehinderd door bewolking, mist, of zelfs een slecht gezichtsvermogen van de waarnemer. Met betrekking tot mensen die de Chaldeeën voor een geboortehoroscoop raadplegen merkt Sextus nog op:
'duidelijk is dat geen enkele gewone burger die de Chaldeeën komt raadplegen zelf de precieze tijd heeft waargenomen; want dat vereist veel deskundigheid, zoals we hierboven aangegeven hebben en bleek de gewone man boven de pet te gaan.' (M V: 86)

Blanke neger

Dan laat Sextus zijn oog vallen op de consequenties van de astrologie. Het volgende argument is van toepassing op mensen die (ongeveer) gelijktijdig zijn geboren:
'sommige zijn, bij wijze van spreken, koningen geweest en anderen zijn in de gevangenis oud geworden. Hoewel vele mensen over de hele wereld samen met bijvoorbeeld Alexander de Grote geboren zijn, is niemand zijns gelijke en dat geldt ook voor de filosoof Plato.' (M V:88-89)

En omgekeerd, mensen die op verschillende tijden zijn geboren kunnen veel gemeen hebben:
'als mensen die dezelfde sterrendispositie bij hun geboorte hebben met dezelfde effecten in hun leven te maken krijgen, worden zij die verschillende geboorten hebben ook absoluut verschillend, hetgeen niet waar is. Want we zien dat veel mensen die in leeftijd, lichaamsbouw en in zeer veel andere specifieke eigenschappen verschillen, toch op dezelfde manier aan hun eind gekomen zijn en of in de oorlog zijn omgekomen of onder een instortend huis zijn bedolven of bij een schipbreuk door de zee verzwolgen zijn; het zou de moeite lonen uit te zoeken hoe de Chaldeeër tijdens hun leven hun levenseinde had voorspeld.' (M V:90-91)

Sextus geeft de volgende voorbeelden:
'Want als iemand die in de pijlpunt van de Boogschutter is geboren volgens de astrologen op het slagveld moet sterven, hoe kon het dan gebeuren dat zoveel tienduizenden Perzen die bij Marathon tegen de Grieken vochten tegelijkertijd neergehouwen werden? Ze hadden toch niet allemaal dezelfde ascendant? En verder, als iemand die in de kruik van de Waterman wordt geboren, op zee zou omkomen, hoe komt het dan dat de Grieken die van Troje terugkeerden bij de 'Holten' van Euboea allemaal tegelijkertijd verdronken zijn?' (M V:92-93)

Hij vergelijkt de levens van een mens en een dier die gelijktijdig zijn geboren:
'Iemand anders zal vragen stellen over de redeloze dieren. Want als de gebeurlijkheden in het leven afhankelijk zijn van de configuraties van de sterren, dan zou, als een pakezel en een mens in datzelfde bepaalde deel van de dierenriem geboren worden, eenzelfde levensloop daar voor beiden het gevolg van moeten zijn en zou de mens niet vaak, omdat hij een schitterende politicus was geweest, bij het volk heel populair zijn, terwijl de pakezel altijd maar pakjes sjouwt of naar de tredmolens wordt gevoerd.' (M V:94)

Sextus concludeert dat het niet redelijk is dat het leven door de beweging van de sterren is geordend. Dit is echter nog niet het einde van zijn betoog. Astrologen legden toen al een verband tussen het karakter en uiterlijk van mensen en de sterren, en Sextus valt ook deze werkwijze aan:
'Want in de eerste plaats, als ze zeggen dat iemand die in het teken Leeuw geboren is dapper is, omdat een leeuw dapper en manhaftig is, waarom vinden ze dan dat de Stier, die daarmee toch op één lijn staat, een vrouwelijk wezen is? Verder is het waanzin te denken dat de Leeuw aan de hemel, dat hele mooie teken, gelijkenis vertoont met het dier op aarde; want het is waarschijnlijk dat de ouden zulke namen louter en alleen bedachten vanwege de gelijkenis van hun gestalte of misschien zelfs niet daarom maar om een duidelijk exposé te kunnen geven.' (M V: 96-97)

En over het teken Maagd:
'als iemand met de Maagd als ascendant sluik haar heeft en lichte ogen en een blanke huid, zal geen enkele Ethiopiër de Maagd als ascendant mogen hebben, want dan zouden ze moeten toegeven dat een Ethiopiër blank is en lichte ogen heeft en sluik haar, hetgeen allerabsurdst is.' (M V:102)

Een laatste argument is fascinerend omdat Sextus vraagt om reproduceerbare resultaten:
'Trouwens, omdat ze zeggen dat de sterren hun niet de verschillen van de mensen aantonen maar dat ze die zelf samen met de posities van de sterren hebben geobserveerd, beweer ik dat ze, als hun voorspelling betrouwbaar zal zijn, dezelfde positie niet eenmaal samen met het leven van iemand moeten hebben waargenomen maar een tweede maal met dat van iemand anders en een derde maal met dat van een derde persoon, zodat wij op grond van de gelijkheid van de uitkomsten van de resultaten bij allemaal begrijpen dat, als de sterren zo'n bepaalde configuratie hebben, dit altijd de specifieke afloop zal zijn.' (M V: 103)

Men kan zich afvragen waarom de beweringen van Sextus over astrologie niet van de vorm zijn: 'Het lijkt me nu dat P'. Eerst zal ik antwoorden zoals ik denk dat een pyrronist dat zou doen. Sextus deed verslag van wat hem toescheen dat het geval was (PH I: 4), hij volgde eenvoudigweg zijn gevoelens (pathe) van dat moment met betrekking tot astrologie (PH III: 235). Door zich zo uit te drukken zijn pyrronisten niet altijd te onderscheiden van gewone burgers en hun filosofische opponenten, de dogmatici. In de ogen van Sextus is dogmatisme vergelijkbaar met een ziekte die behandeling behoeft. (PH III: 280) en hij hoopt, hoe goed of slecht zijn argumenten ook mogen zijn, de dogmatici van hun dogmatisme te genezen.

Maar Sextus' Tegen de Astrologen is ook niet typisch pyrronistisch. Hij neemt de woorden isostheneia and epoche niet in de mond. Astrologie wordt in het licht van het 'gezond verstand' of de rede (logos) beschouwd. Een groot deel van Sextus' kritiek op astrologie kan nogal definitief lijken maar ik denk niet dat hij dogmatisch was in zijn uitspraken over astrologie. Hij zou namelijk ook iets anders kunnen vertellen, wanneer men hem van het tegendeel zou overtuigen. Maar zelfs van de beste moderne astrologie-verdediger heb ik niet de indruk hij in staat zou zijn een pyrronist te overtuigen. Desgewenst mag men hierover het oordeel opschorten.

Bij eindredactie heeft het tijdschrift dit artikel iets ingekort in verband met plaatsgebrek.

Een uitgebreidere (Engelstalige) versie van dit artikel verscheen in 'Correlation'.
De citaten zijn ontleend aan R. Ferwerda, Grondslagen van het Scepticisme. (Ambo, hfl. 99,-)

Noten

1. Sextus gebruikt het woord Chaldeeën (mensen uit Mesopotamië) als synoniem voor astrologen.
2. Deze zeven planeten zijn de zon en de maan, en de toentertijd bekende echte planeten Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus.

Literatuur

  • Burnyeat, Myles. (1980) 'Can the Sceptic Live His Scepticism?' in: Doubt and Dogmatism. Eds. M. Schofield, M. Burnyeat and J. Barnes, Oxford: Clarendon Press, pp. 20-53.
  • Bury, R.G. (1933-1949) Sextus Empiricus. 4 Vols. Loeb Classical Library. London: Heinemann.
  • Koene, Bart (1997) 'An Ancient Philosopher's Criticism of Astrology: Sextus Empiricus', Correlation 15(2).
  • Mates, Benson. (1992) 'Pyrrhonism and Modern Skepticism', in: Philosophie, Psychoanalyse, Emigration. Eds. P. Muhr, P. Feyerabend, and C. Wegeler, Wien: WUV-Universito/ootsverlag, pp. 210-227.
  • Mates, Benson. (Ed.) (1996) The Skeptic Way: Sextus Empiricus's Outlines of Pyrrhonism. Oxford University Press.
  • Sextus Empiricus. (1996) Grondslagen van het scepticisme. (Vertaling: Rein Ferwerda). Baarn: Ambo.
  • Sextus Empiricus. (1994) Outlines of Scepticism. (Vertaling: Julia Annas and Jonathan Barnes). Cambridge University Press.

© Copyright 1997 by L. Koene, Utrecht, The Netherlands